Ze maken mij blij, die wolkjes aan de lucht. Na een zonnige dag dansen ze vrolijk over de toppen van de Sierra Bernia, vallen als witte vlokken over haar uitlopers en nemen de zon in hun kielzog mee. Zij zet op haar beurt het hoger gelegen dorp Benissa in een prachtig avondschijnsel, glijdt als een Heilige Madonna over de witte huisjes, gooit haar gouden mantel over het dal om vervolgens over een andere top in zee te springen. In het voorbijgaan kust ze nog even zachtjes de kerktoren van ons dorp Teulada. Ze maakt mij deelgenoot van dit natuurlijk schouwspel en ik sta met mijn mond vol tanden. Paf! Wat zijn we toch nietig. De natuur verwondert en toont haar prachtige tooi zo vaak dat we daar meer bezorgd over zouden moeten zijn, omdat nog maar weinigen dit zien en zich liever drukmaken over andere zaken. De hedendaagse malaise, problemen op allerlei vlak of de toestand in de wereld, weegt niet op tegen wat ik hier aanschouw en nog belangrijker, waar ik energie uit put. Het was vandaag zo’n dag van geregel, in een ander land, in een nieuw huis in combinatie met werk, nog wel een dingetje. Het gaat ons goed af, maar vandaag wist ik even niet waar te beginnen. Als ik dan op mijn slippers de wei afdaal, even weg van het huis, val ik totaal stil. Dat is niks nieuws, lopen in de natuur doe ik al jaren, het letterlijke afschakelen. Maar met een weiland aan mijn voeten, gaat het hier als vanzelf. Ik pak olijfbomen en amandelbomen vast, voel, ontdek en bewonder. Ik pluk nog wat bloemetjes en laat alles volledig los. Ook de oeverloze discussies, de verschillende meningen, de ergernissen online of op televisie, het constant verdraaien van de werkelijkheid, het kweken van angst. Ik word er kriegel van. Diep van binnen voelt het namelijk anders. Weet ik dat wat nu gaande is, niet klopt. Daarmee wil ik niet zeggen dat er niets is, maar het in ongewisse houden brengt ons nergens en laat mensen achter in angst; houd hen aan het lijntje. Elke rimpel die wij aan het oppervlak creëren, vertroebelt de (innerlijke) geest des te meer. Rust is wat we nodig hebben om zaken weer helder te kunnen overzien. Sprong ik vroeger gelijk ergens bovenop, nu ga ik als een oude – laten we zeggen wijze – poes in mijn mandje liggen. Neem een rustpose aan en kijk om me heen. Peil de zaak vanuit mijn mandje en bepaal dan of het nodig is om toe te slaan of, in veel gevallen, de situatie uit de weg te gaan. Uiten blijf ik doen, maar op een andere manier. Opvoeding, levenswijsheid en spirituele lessen gaven mij de inzichten dat er meer is tussen hemel en aarde. Leerde ik dat bij vaker naar binnen keren, ik des te krachtiger in het leven kwam te staan. Probeer het eens, een half uurtje per dag stil zijn, mediteren of wandelen in de natuur, zonder mobiel, zonder geluid. Geen afleiding, alleen jij en jezelf. De kern van jouw verhaal komt dan vanzelf naar boven. Je wordt als het ware ‘wakker’, begrijpt ineens veel duidelijker waar het leven over gaat. In die staat van hoger bewustzijn reageer je niet meer impulsief en neem je – hoe ongevoelig het nu ook klinkt – de problemen niet meer tot je, maar laat ze bij de eigenaar daarvan. Wat er voor in de plaats komt is compassie, het meevoelen… De dansende wolkjes doen de rest.  

Als straks de stilte voorbij is, wat dan? Gaan we dan weer massaal met de auto naar ons werk of zoeken op zondag de gekte op, op die overvolle winkelboulevards? Raken weer gestrest over te halen deadlines en verliezen onszelf daardoor weer uit het oog? Hebben we dan echt niets geleerd? Die vraag blijft in mijn hoofd rondtollen.

Ik kan me namelijk niet voorstellen dat de stilte, die we nu ervaren, dan voorbij is. Zeker, deze afschuwelijke periode met veel verdriet en onrust over wat ons overkomen is, maakt veel in mensen los. Denk aan de slachtoffers van dit virus. God, wat mag je dan iedere dag danken dat je er weer mag zijn. Dank vooral ook al die mensen die voor ons ‘aan het front’ staan. Medemensen in de zorg, hulpverlening en niet te vergeten de ondernemers die ons van ons ‘dagelijks brood’ voorzien. Al die mensen verdienen een lintje! Echt! Niet op de laatste plaats zijn zij de mensen die ervaren hoe waardevol stilte is, als ze na een zware dag weer huiswaarts keren om rust te vinden. Een belangrijk oplaadstation om de dagen daarna weer paraat te staan. Zij weten hoe belangrijk die adempauze is.

Heeft de stilte jou na deze periode niets gedaan, maakte je eerder gek dan rustig, dan heb je volgens mij niet goed geluisterd. Niet naar jezelf en niet naar de stilte in jezelf. Daar waar juist je kracht ligt om alles te boven te komen, anders te gaan denken en te doen. Daar waar je lawaai inwisselt voor rust, stilte bent gaan ervaren als totaal niet saai. Daar waar je het stemmetje in je hoofd tot bedaren wist te brengen, je mobiel je niet indoctrineerde en het nieuws liet voor wat het was. Alleen als je daar geweest bent, weet je dat het hierna anders kan. Dat je een vuist durft te maken tegen alles wat jou niet (meer) dient. En tijd, vooral veel tijd voor vreugde, saamhorigheid en plezier binnenlaat.

Ik ben geen goeroe of god, maar ik leerde in mezelf de stilte te vinden. Kwam niet in een burn-out of ernstige overspannenheid terecht. Was dat gelukkig voor. Heb jij die stilte in jezelf ervaren, dan wil je nooit anders meer, nooit meer terug naar de drukte (vaak om niets). Eenmaal de rustgevende stilte omarmd, gaat er een prachtige wereld voor je open. Je hoort de vogels fluiten, glimlacht bij een vervelende opmerking en leert zowaar de taal van zwijgen kennen. Ja, de stilte brengt met zich mee dat je mensen met andere ogen gaat zien, dieper en intenser dan ooit tevoren. Je leert dat ieder ander mens op zijn manier, op zijn tijd, zal inzien dat stilte ons grootste goed is. Niet alleen voor hemzelf, maar voor de totale mensheid op aarde. Ja, zelfs de aarde herleeft onder jouw liefdevolle aandacht, tilt haar tot een dimensie, zo hoog, dat een ongekende energie alle ellende als sneeuw voor de zon wegspoelt. Eenmaal geleerd wat deze periode ons heeft willen zeggen, zullen wij de waarde van dit leven inzien. Eenmaal de stilte voorbij… Komen wij samen tot nieuwe inzichten.

Een nachtelijke rit met open kap gaf me die keer niet echt een kick, maar bracht iets teweeg wat ik moeilijk onder woorden kan brengen. Probeer het toch. Het was op een avond na een druk evenement dat ik – lichtelijk verkouden – in de Jeep stapte. Het was net 00.00 op de klok. Magische tijd om in de auto te stappen, dacht ik nog toen ik ‘m in zijn achteruit zette…

Ik draaide de wielen naar rechts om het onverharde pad naar de weg te zoeken. De grote koplampen maakten mijn weg vrij naar de doorgaande weg, waar in deze nachtelijke stilte geen auto meer te bekennen was. Voorzichtig gaf ik gas want het bakkie wil nog wel eens ‘grommen’ bij het stevig indrukken van het gaspedaal. Het laatste wat ik wilde was een wild zwijn opschrikken. Met de pet ver over mijn oren, sjaal om de nek, zet ik de verwarming vol open. Koud! Is het eerste wat ik dacht.  In de cabrio viel deze zomernacht me vies tegen. De kou sloeg me om de oren en ik foeterde op mezelf dat ik thuis de kap erop had moeten zetten. Mijn verkoudheid zou er niet beter op worden. Ik draaide de kern van een dorp in en zag in mijn spiegel een auto – uit het niets – achter me gas geven. Ik hield ‘m nauwlettend in de gaten. Toen ie pal achter me zat, zag ik twee mannen op de voorbank, met zonnebril op! Het moest niet gekker worden. Bij het verlaten van het dorp, had ik het gevoel dat ze me volgden. Mijn hart begon sneller te kloppen en ik drukte automatisch het gaspedaal nog meer in. Ik zat zo stoer mogelijk achter het stuur, denkende dat ze dan wel voorbij zouden gaan. Na wat gespeel met het gas, terug en weer vol d’r in, passeerden ze mij met grote snelheid. In het voorbijgaan keken twee gezichten mijn kant uit. Een grote grijns op beide gezichten en knipperende achterlichten, als ze vol gas wegstuiven. Gek! Probeerde ik nog na te schreeuwen, maar kreeg bij de eerste poging geen geluid uit mijn mond… Een akelig gevoel maakte zich van mij meester en toen ik de gezichten nog eens voor me haalde, waren die niet ‘normaal te noemen. Iets in mij zei dat dit niet klopte. De auto stoof ook met een snelheid voorbij, dat het bijna buitenaards leek. Kwam het omdat ik opensta voor alles wat met universum en spiritualiteit te maken heeft. Dat ik me er steeds meer van bewust ben dat we niet alleen op aarde zijn.  Maar dat ik deze ‘onzichtbaren’ hier tegenkom, was echt niet de bedoeling.  Vredelievend zagen ze er niet uit. Niet zoals de engelen die soms – via poorten tussen de kosmos en de aarde – neerdalen om ons te begeleiden in de transitie van de mens, van de derde naar vierde dimensie. Daar waar het collectieve veld ligt, waar op aarde best al veel hoog-sensitieve en spirituele mensen gevoelig voor zijn.  Het klinkt vreemd, maar wat was ik blij toen ik bij een volgende ademteug weer een geluid uit mijn mond kreeg. Pff… Stem terug. Bij thuiskomst was ik door en door koud, trok een pyama aan, terwijl het binnen toch redelijk warm was. In bed ging ik intuïtief over op de diepere neus-ademhaling, in, uit, in, uit, kwam tot rust en viel in een diepe slaap. Ik droomde over het  ‘collectieve veld’ waar we kracht uit kunnen putten en begeleiders ons de weg wijzen. Die nacht had ik toch ervaren dat er meer is tussen hemel en aarde…