We waren vorige maand een weekje in Limburg. Even terug naar onze wortels, waar moeders, (klein)kinderen, familie en vrienden zijn. Het was een week vol afspraken, feestvieren, knuffelen, lachen, bewonderen en herinneringen ophalen. Het voelde vertrouwd en fijn. Zo fijn dat wij met een goed gevoel weer huiswaarts konden gaan. De mensen achterlatend, maar met ons hart vol van liefde en genegenheid. Sommigen vonden het gek dat we zo snel naar huis verlangden, ons thuis in Spanje. Dat verlangen is gecreëerd door onszelf. We aardden namelijk snel in Spanje, zeker toen wij ons eigen huis betraden. De finca, de ruimte en de rust, voelde gelijk goed. Door veel fysieke arbeid in huis en tuin te verrichten, gewoon heel puur bezig te zijn, met onze handen in de droge aarde, plannen te smeden en door zwaar werk met zijn tweeën te doen, traden we langzaam ook naar binnen. Er was geen druk van buiten, geen vragen van anderen. Gewoon samen ZIJN, ieder in zijn eigen kracht en ook met respect voor de ander zijn ruimte op deze plek. Die periode opende innerlijke luikjes, die jaren gesloten bleken te zijn. Luikjes van onverwerkt verdriet, onmacht, pijn en boosheid. Door de rust, de gesprekken, de afstand tot anderen en door met andere ogen naar de wereld te kijken, konden we zaken benoemen én loslaten. De een met veel woorden, de ander in stilte. Mensen kwamen op ons pad die een bijdrage leverden aan een meer holistische kijk op het leven en wisten snaren te raken. Diepgewortelde pijn kwam omhoog om te accepteren, groot verdriet kreeg een plek. Soms zijn de dingen zoals ze zijn en heeft veranderen geen zin. Andere zaken hebben juist wel aandacht nodig. Loskomen van andermans processen, ervaringen, trauma’s, gaat met vallen en opstaan. Als moeder begrijp ik des te meer dat het rugzakje dat ik mijn kind meegeef vooral een fijn, leerzaam, liefdevol en inspirerend lichtgewicht zakje moet zijn. Iets waar hij uit kan putten, zonder zich te hoeven bewijzen. Ik wist gelukkig verdriet en boosheid een plek te geven, kon vergeven en gaf die kracht door aan mijn zoon, die op zijn beurt zijn rugzak vult met nieuwe ervaringen, liefdevol en innemend naar zijn naasten en naar zichzelf. Zie ik mensen die blijven hangen in een leven vol onverwerkt leed dan zou ik willen roepen, treed eens naar het binnenste van jouw binnenste voordat je onbewust pijn en verdriet op je kinderen of omgeving projecteert. De bagage wordt voor het kind, maar ook voor zijn geliefden topzwaar. Ga op zoek naar die diepere laag in jezelf en laat angst los. Die innerlijke reis, zoals ik het noem, is nooit af en vergt een behoorlijke dosis wilskracht. Jij wilt het anders en durft te zeggen, vergeef me. Dan pas plavei je het pad met kleurrijke steentjes… Voor jou en voor de ander.
‘Awel, een oude kapel moet ge versieren’ lacht de gastvrouw als ze de kasjmier sjaal in ontvangst neemt. De middag kan niet meer stuk. We lachen hartelijk mee en voelen ons gelijk bij deze lieve Vlamingen thuis. We zijn nu bijna twee maanden in Spanje en treffen leuke mensen op ons pad. Dat is fijn nu we veel minder contact hebben met onze dierbaren in Nederland. Het gemis is groot en gaat soms gepaard met een traan, zeker als ik mijn kleinkinderen op mijn mobiel in beeld krijg. De twee zonnestraaltjes spelen verstoppertje in de woonkamer, zo’n 1800 km van ons vandaan. Dean stevig op de beentjes, Dana lieflijk dansend erachteraan. Een genot om naar te kijken. Op zo’n moment doe ik een moord voor vijf minuten knuffeltijd. Toch maakt ook een dankbaar gevoel zich meteen van mij meester, lach ik uitbundig met hen mee en prijs hun schatten van ouders. Ze doen het samen zo goed. Denk ik aan mijn lieve mam, dan overheerst een totaal ander gevoel. Onmacht is het goede woord. In gedachten ben ik bij haar en pak haar hand. Ze lacht en brabbelt wat in mijn oor. De verzorgers die haar met veel engelengeduld in een stoel zetten zijn stuk voor stuk kanjers. Dat de signaaltjes voor een stapje naar links of naar rechts of een taakje vervullen niet meer worden afgegeven, is verdomd lastig te accepteren. Eens zo’n zelfstandige vrouw, nu volledig overgeleverd aan de zorg. Haar zilveren ring met blauwe steen, een vast sieraad aan mijn vinger, koester ik nog meer dan voorheen. Gelukkig blijft zij verschoond van alle ellende waarin de wereld zich op dit moment begeeft. Dat ze de eerste vaccinatie heeft moeten ontvangen, slikte ik met pijn in mijn hart weg. Ik ben niet voor. Maar zij zal het zelf – bij mentale gezondheid – wel gewild hebben. Ze haalde jarenlang getrouw de griepprik. Een pluspunt is dat zij zich nu geen zorgen maakt over de verscherpte maatregelen, de avondklok, de testen en verplichte mondkapjes. Hoewel zij vroeger zeer volgzaam was, had ze ook een eigen stem. Heel nadrukkelijk zelfs. Hoe ze dus in deze situatie zou hebben gestaan, staat alleen in de sterren geschreven.
Wat ik wel weet is dat ze niet tegen onrecht kon. Zelfs nu nog neemt zij het op voor anderen, is iemand verdrietig dan pakt ze hem of haar bij de hand. Daar kan ze echt niet tegen. Mam zei altijd: ‘De wereld is hard, kinderen, vecht voor je gelijk, voor je eigen recht!’. Zij zou heel goed passen in een nieuwe wereldorde waar vrouwen aan het roer staan, waar wijze vrouwen menswaardige regels opstellen en een voorbeeld zijn voor een maatschappij in harmonie. Iedereen evenveel en de wereld alles. Koesteren wat de aarde ons schenkt en teruggeven wat haar toekomt. Vrijheid staat in alle wetboeken met vette letters geschreven. Een maatschappij waarin breeduit lachen wordt gestimuleerd en ons niet wordt ontnomen. Waar een ‘dank je wel’ na elke maaltijd een gewoonte is. Een bewuste wereld zonder vrees, chaos en onrust… Met vrouwen die Moeder Aarde, onze oude kapel, weten te versieren om (opnieuw) te stralen.
Ik sluit mijn ogen. In een diepe zucht daal ik af naar een wereld waar geen gedachten meer zijn. Het heeft even geduurd om mijn rust weer te vinden om te mediteren, te gaan zitten en gewoon te zijn. Zelfs schrijven lukte de afgelopen twee maanden niet. Hoe ik mij er ook toe zette, er kwam voor mijn column geen woord op papier. Te druk met werk, afscheid nemen van een vertrouwde omgeving, familie en vrienden, de grote verhuizing… Het was gewoonweg te druk in mijn hoofd. Daarnaast is de situatie in de wereld mij, net als iedereen, niet in de koude kleren gaan zitten. Konden we wel of niet ons plan doorzetten? Konden we eigenlijk wel weg? Wat de pandemie niet met mij deed was in een angststuip schieten. De situatie opende eerder mijn ogen en viel ik niet ten prooi aan de massale paniek. Ik ging er als een ongetemde tijger voorliggen en reageerde fel op wat ons werd opgelegd. Ik ben me veel meer bewust van andere geluiden, voel dieper hoe de werkelijkheid een loopje met ons neemt. De drastische maatregelen maken het ons en vele andere collega’s niet gemakkelijk. Hoe rustig blijf je dan nog? De tijger kwam niet alleen in mij los en samen smeedden wij een totaal ander plan. En nu zijn we hier…
Krachtiger dan ooit en toch nog heel wat op te bouwen. Dat doen we stap voor stap. We zijn geland en overladen ons eerst met de energie die ons hier dagelijks wordt gegeven. De zon doet wonderen, doet ons zelfs duizelen. Soms schieten we in een lach terugdenkend aan de momenten dat we even twijfelden. Dat we in ons oude huis aan tafel zaten met de ingepakte dozen om ons heen en zelfs nog naar huisjes in Limburg keken. Want stel dat je niet kunt gaan… We hielden de reisadviezen in de gaten, maar met een verkocht huis en een inboedel in Spanje konden we niet anders dan gaan. Onze trek naar Spanje was ingezet. Opgelucht bereikten wij de plaats van bestemming en kijk ik nu uit over de zee en snuif gezonde lucht. Ondanks de pandemie, die ook Spanje behoorlijk heeft geraakt, gaat het leven hier op de een of andere manier wat gemakkelijker door. Door het mooie weer, de stralende zon, is iedereen buiten en doet (wel met een mondkapje voor) de inkopen voor de feestdagen. In het ritme van de dag, zoals Spanjaarden al eeuwen gaan. Genietend van ‘un cortado’ op een terras, rustig kijkend naar wat in de straat gebeurt. Hun snelle babbel doet denken dat ze klagen, maar in werkelijkheid delen ze luidruchtig een roddel of gebeurtenis van de dag. Mensen zijn hier met elkaar in gesprek zonder telkens op hun horloge te kijken. Ze hebben de tijd en niet andersom. De tegelwijsheid: ‘Tomar las cosas con tiempo’ gaat hier zeker op. Op dat niveau van bewustzijn deinen we mee in het ritme van het Spaanse bestaan en zullen Nieuwjaar met een glimlach ingaan.
Feliz navidad y próspero año nuevo a todos!
Nou ben ik echt niet het type ‘zeur’, ik kan best veel hebben. Maar zo langzamerhand vind ik mezelf wel op een ‘oude zeur’ lijken. En dan heb ik het niet over de situatie in de wereld, maar over mijn rechtervoet die me al een tijdje tot rust maant. Iedere dag spreek ik ‘m liefdevol toe, masseer ‘m en leg een steunverbandje aan. Toch heeft hij nog geen plannen om me iets beter uit de voeten te laten komen. Oké, er is een lichte vooruitgang, ik kan al iets meer dan een paar weken geleden, maar het duurt me nu te lang. Hoe een ongelukje in een klein hoekje zit, realiseer ik me des te meer. Na die domme val in het straatje vlakbij mijn vaders huis, alweer anderhalve maand geleden, negeerde ik de pijn en de zwelling aan mijn rechtervoet volledig. Beetje hooghouden, wat koelen, dan komt het wel goed. Ik wilde vooral niet beperkt worden en ging vrolijk naar het strand, waggelend over de keien kwam ik toch wel tot aan mijn bedje. Het koele water van de zee deed mijn voet en vooral mij goed. We waren niet alleen in Spanje om vakantie te vieren, maar vooral om onze toekomstige plek te onderzoeken en plannen te maken. Ik had geen tijd om naar mijn voet te luisteren en wilde al helemaal niet klagen. Liet me niet kennen. Eenmaal thuisgekomen met een rugzak vol ideeën, ons huis in no-time verkocht en een berg werk dat lag te wachten, maande mijn voet mij toch tot onderzoek. Nou dan maar even snel naar de huisarts, zal wel niets zijn. Kneuzing of zoiets, that’s it. Nee, dus. Voor alle zekerheid een foto laten maken. En ja hoor, een ieniemini scheurtje in een voetbotje aan de rechterkant van mijn rechtervoet. Iets om niet te negeren… Met zweetdruppels op mijn voorhoofd wachtte ik het ‘oordeel’ af van een allervriendelijkste arts mét mondkapje. Hij had het ook warm onder dat masker en ik zag aan zijn ogen dat hij ook liever anders had. Maar goed, regels zijn regels, dus die volgde hij netjes op. Terug naar mijn voet. Zijn blik stond ernstig, maar zijn ogen hadden toch ook iets troostends. Rustig zei hij: ’Ik kan je een gipsvoetje leggen of je doet rustig aan. Zeg het maar’. Voet vaak hoog leggen, niet wandelen, al helemaal niet rennen en oppassen met gekke bewegingen maken (en die wil ik nog wel eens maken). In ieder geval was uit mijn reactie snel duidelijk dat ik het ziekenhuis niet uit zo strompelen op een gipsvoet. Dan maar rustig aan. Pff, dat doe ik nu dus al ruim 3 weken en dan mag ik wel eens zeuren. Ik wil wandelen, mijn hond kunnen uitlaten zonder problemen. Onkruid wieden, op mijn hurken kunnen zitten, traplopen, sprintje maken naar het toilet (or what ever). Mijn lief zegt mij mijn rust te bewaren, anderen denken dat het misschien wel zo moest zijn, weer anderen beweren dat ik de wacht kreeg aangezegd. Ja, ja, zo kan ie wel weer! Diep van binnen snap ik het ook wél. Er komt een drukke tijd op ons af, dan heb ik de draagkracht van mijn voeten gewoonweg keihard nodig. Een lichte zonnegroet op de mat houdt mij nog enigszins in vorm, hoewel balanceren op die rechtervoet nog lastig is. Toch ben ik iedere ochtend dankbaar voor een nieuwe dag en probeer niet al teveel te zeuren. Als ik mijn rust nog even bewaar, niet te hard van stapel loop, loop ik straks wel weer als een kievit. Balou kijkt me met zijn trouwe ogen aan… Komt goed, vrouwtje, het gaat over.
Op het moment dat de aarde weer ademt en iedereen de kracht van het leven heeft geleerd, ben ik bij je. Dat schreef ik op 21 maart. Het duurt me nu echt te lang en hier sta ik dan. Lachend kom je op me af en geef me een dikke zoen op mijn mond. Het enige dat ons scheidt is het koele, natte raam. De tranen schieten in mijn ogen. Je komt zo spontaan op mijn ‘raamkusje’ af, dat je het venster niet eens ziet.
Daar staan we dan, met de neuzen tegen ‘elkaar’. Jij zoekt naarstig naar een deurklink of iets om het raam voor me te openen. Ik tast het glas af voor een beetje contact. De verzorgers staan erbij en krijgen een brok in de keel. Ze hebben het er net zo moeilijk mee, de reactie van jou hadden ze totaal niet verwacht. Je maakte zelfs een gek sprongetje, je herkende me meteen… Het liefst gooien ze nu de deur voor jou open. Verdrietig schudden ze hun hoofd.
Het mag niet. Op de deur prijkt een pamflet dat de locatie vanwege Corona nog steeds gesloten is voor niet-bewoners, familie en mantelzorgers. Ik ben zo’n niet-bewoner, familie, mantelzorger, maar wel haar kind. Haar dochter, die zo graag even een knuffel had willen geven. Het mag niet. Zelfs een mens met een goed stel hersenen kan dit niet plaatsen, laat staan de mensen achter deze deur. Zij snappen totaal niet wat gaande is in de boze buitenwereld. In de veilige omgeving van het verpleeghuis probeert iedereen het hoofd koel te houden en neemt de zorg liefdevol de taak van de kinderen en mantelzorgers over. Ze laten haar even alleen met mij en daar zit ik, op mijn hurken voor het raam. Het voelt alsof ik een paar minuten krijg. De gedachte aan een gevangenis schop ik snel weg. Je lacht, zie ik, maar ik hoor niets, alles is potdicht. Raambezoek met babyfoon had gekund, maar dan praat je met de babyfoon en niet met mij. Je zit in de stoel, brabbelt wat en kijkt me regelmatig aan. Je neemt mij wel waar, beter dan het beeldbellen via een laptop. Dat snapte je helemaal niet.
Als ik dichterbij kom, met mijn neus plat tegen het glas, probeer ik jouw gemoed via je ogen in te schatten. Hoe voel je je, mam? Zie ik achter die doffe oogjes een kleine twinkeling? Ik maak een hartje op het glas, je volgt mijn vinger. Voorzichtig maak je dezelfde beweging. Nog even en ik schreeuw het uit… Waarom doe ik mij dit aan? Ik houd het vol, maar vraag dan toch via de intercom om je weer op te halen. Ik ga weg… Ik moet weg! Als je nog even opkijkt, prevel ik ‘hou vaan uuch, mam’, geef een luchtkusje, draai me om en loop snel terug naar mijn auto. Eenmaal achter het stuur, breek ik. Mijn god, wat is dit? Wat doen wij onze ouders en onszelf aan? Ik start en druk het gaspedaal diep in. Weg van hier, via een omweg naar huis. Eenmaal ergens ver buiten de stad zet ik de auto aan de kant en adem diep in en uit. De knoop in mijn maag komt los en in mijn hoofd ben ik weer helder. Zo helder dat ik terug ben bij mijn diepere gevoel en mijn gedachten over dit alles. Het feit dat ik haar zonder een knuffel of kusje achterlaat, klopt niet. Dat deed ik vroeger niet, dus nu ook niet.
Langzaam gaat verdriet over in boosheid. Ik ben niet de enige die voelt dat iets goed fout zit rondom deze pandemie. Anderen bepalen dat we elkaar uit de weg moeten gaan, terwijl juist nu het moment is om contact te maken, liefde te geven; zeker de ouderen en de zwakkeren onder ons hebben maar weinig tijd. Zij hebben ons nu keihard nodig. Ontwaak uit deze tragedie die ons is opgelegd. Hoever moet het komen dat dadelijk de hele maatschappij omvalt? Ik maak een vuist tegen de anderhalve-meter-(angst)regel, de onmenselijke protocollen en wil me focussen op een leefbare wereld voor iedereen, en wel nu! Zonder liefdevolle aanrakingen is ons bestaan op aarde een farce, een of andere dwaze klucht… Zonder die kusjes op de mond, speel ik niet mee.
‘Je kunt de komende weken niet naar mam!’ De zin blijft ijzig stil tussen ons in hangen. Mijn zus aan de lijn, de eerste die hoort hoe het met mam in het verpleeghuis is gesteld. Ondanks dat zij er werkt, mag ook mijn zus niet meer naar binnen en wordt de was, op veilige afstand, bij de voordeur aangenomen. ‘Hoe lang?’, vraag ik voorzichtig.
Natuurlijk had ik dit zien aankomen, het is immers breeduit in het nieuws. Het virus slaat om zich heen en raakt de zwaksten onder ons. Mam is zwak. Gelukkig niet lichamelijk, maar geestelijk gaat ze achteruit. De zorgverleners hebben er voor elke bewoner een taak bijgekregen; extra aandacht geven. Voordat het virus doorbrak omarmden zij kinderen en mantelzorgers voor de hulp, zodat zij hun vaste werkzaamheden konden doen. Ze werden ontlast door even naar buiten te gaan met mam, een kort wandelingetje door de gang of gewoon naast haar op de bank te zitten en te knuffelen… Nu doen zij hun uiterste best om alle bewoners evenveel aandacht te geven. Het is lastig, maar het gaat. ‘Kan wel even duren, we weten het niet’, zegt mijn zus. Ik denk aan mam, een knuffelmens, die je hand pakt en, als haar geheugen even meewerkt, er een dikke kus op geeft. Die even gekscherend als serieus naar je knipoogt, haar hoofd op de schouder legt als teken dat ze een kusje in haar hals verwacht. Haar fijngevoelig plekje. Een zachte zoen op haar wang, een tedere omhelzing… Oh, god, wat zal ze dat nu missen. Ook al weet ze het zelf niet. Ik troost mij maar met die gedachte dat zij geen notie heeft van wat zich buiten de muren van haar verblijf afspeelt. Dat een virusgolf de wereld beheerst. Zolang zij veilig is, zal zij net als de lente overgaan naar de zomer en het nooit hebben geweten. We zullen dan weer samen dansen, zoals we voor de uitbraak deden. Hoewel haar weten afneemt, haar voelen blijft. Ze was er als jongste in het grote gezin al gevoelig voor. Het gemis aan ouderliefde, werd in haar prille huwelijk goedgemaakt. Als aanrakingen minder werden, dan vroeg ze er nadrukkelijk om. Niet zonder een kusje de deur uit, weet ik nog. Ze kon je er zo op aanspreken. Stilletjes neem ik haar nu mee in mijn ochtendmeditatie en stuur haar liefde. Ik ben bij haar, in de woonkamer waar Andre Rieu speelt. Waar de muziek haar doet opstaan en laat dansen. Ik neem haar bij de arm en waag een walsje met Maria. Ze neemt direct de leiding. Ik fluister: ‘Mag ik even muisje spelen en zien hoe het met je gaat?’ Een telefoongesprek gaat niet meer. Luister lieve mam, nu de lente is gekomen en de vogels gewoon hun nest bouwen, blijf ik je – op afstand – knuffelen. Buig me over je heen en blaas liefdevolle hartjes door je haar. Je hersenen krijgen een boost, het doet je hart weer sneller slaan. Op het moment dat de aarde weer ademt en iedereen de kracht van het leven heeft geleerd… Ben ik bij je.
Als een boek mij boeit, lees ik het nog eens. Om de woorden nog iets beter te laten beklijven. Uit spirituele boeken haal ik inspiratie. Steeds vaker koop ik boeken die mij iets meegeven, betekenisvol zijn. Soms markeer ik in die boeken hele zinnen om ze te onthouden voor de momenten dat ik weer eens afdwaal, op zoek naar inzichten.
Te vergelijken met een wandeling door het bos, waar de natuurlijke energie mij op inspirerende gedachten brengt. Of nog liever, een wandeling langs het strand, de zon zien op- of ondergaan. Bronnen van energie en ingevingen. Maar terug naar het boek. Op de kaft van het boek is een wirwar aan lijnen te zien, vergelijkbaar met de wirwar in je hoofd. Eronder staat in vette letters: ‘Niet meer alles moeten’. Het zegt genoeg. Het boek geeft de lezer handvatten om non-essentiële zaken van essentiële zaken te scheiden. Want hoe blijf je in jouw eigen kracht als anderen veel van je eisen? Hoe creëer jij eindelijk eens tijd voor de dingen die je al jaren van plan bent om te doen? Hoe laat je los wat niet belangrijk (meer) voor je is? Waar wil je werkelijk je aandacht aan geven? Hoe stap je iedere dag met een smile uit je bed en weet je in elke nieuwe situatie de belangrijkheid van iets in te zien? Is het goed, voelt het goed, moet het of kan het later, geeft het energie of vergt het veel van je? Doe je het uit vrije wil of doe je het omdat het moet? Zo ook in relatie met mensen. Gaat de relatie moeiteloos, respectvol, zonder wroeging, dan is er geen ruis en zit je nooit met een onaangenaam gevoel in je buik. Ben je van plan op een prettige, respectvolle manier met elkaar om te gaan, met oog voor andermans verhaal, dan heb je een vriendschap voor het leven. Elkaar in waarde laten betekent naar elkaar luisteren, ook al ziet hij of zij de zaken anders. Veranderen kun je hem of haar niet, je kunt alleen jezelf veranderen. Greg McKeown beschrijft hoe hij tot inzichten kwam in zijn eigen drukke leven als journalist. Zo herkenbaar. Hoe zijn leven veranderde door de wereld om hem heen anders te benaderen, aan te geven wat nog belangrijk voor hem is, en wat niet. In mijn leven heb ik, met vallen en opstaan, geleerd onderscheid te maken tussen zaken die er echt toe doen en zaken die me teveel energie kosten. En ja, ik val nog wel eens door de mand, maar leer daar weer van. Deels door goed naar mijn omgeving te kijken en deels door me te verdiepen in mijn eigen ik-je. Stress en drukte vermijdend door stil te zijn. En daardoor de juiste keuzes weet te maken. Als ik door het boek blader, gaan mijn gedachten terug naar dat kleine meisje van 3. Zittend in haar stoeltje voor het grote raam, even alleen gelaten omdat papa en mama beneden in de winkel druk waren. In dat stoeltje zitten vond ik geen straf. Het uitzicht op het plein gaf rust. Nu snap ik dat dit momenten waren die mij gevormd hebben tot iemand die urenlang alleen en vooral ook stil kan zijn. Praten doe ik wel als mij de gelegenheid geboden wordt vanuit mijn hart te mogen spreken. Dan neem ik gretig die ruimte, met waardering voor ieders eigen proces en levensbeweging… Vertrouwend dat zij hun stiltes ook zullen vinden en tot inzicht komen dat niet meer alles moet.
Uitkijkend over de hemelsblauwe zee, pink ik voorzichtig een traan weg. Om me heen leiden anderen hun eigen leven. Lachende mensen op het strand en spartelende kinderen in het water. Ik leg het boek neer, omdat de woorden niet meer beklijven. Mijn hoofd zit vol.
Zelfs schrijven in mijn notitieboekje lukt niet. Woorden vallen niet op de juiste plaats, zinnen komen niet tot hun recht. In mijn buik rommelt het. Heb ik wel vaker als ik me geen raad met iets weet. Dan spelen mijn darmen een gemeen spelletje. Mijn hersenen geven een signaal af, een waarschuwing. ‘Je zit je druk te maken, waarom?’ ‘Over iets waar ik geen vat op heb’, zeg ik hardop. Nerveus pluk ik velletjes weg rond mijn nagelranden. Een tik als ik zit te piekeren. Ik sta op en adem even heel diep in en uit. ‘Even weg van dit strandbedje, ga naar het water’, lijkt iets of iemand me te zeggen. Daar is het een drukte van jewelste en blijf ik – nog steeds – met dat onrustige gevoel zitten. ‘Misschien toch maar even het water in?’ ‘Doen’, zegt dat dwingend stemmetje weer. Voorzichtig zet ik de eerste stap en realiseer me dat ik mijn waterschoenen ben vergeten. Verdorie. Ik waggel ‘heel charmant’ over de dikke kiezelstenen en ben blij als ik het zand onder mijn voeten voel. Hier gaat het ineens heel diep, diep genoeg om te duiken. Dat doe ik dan ook en zwem snel door naar het donkerblauwe deel, waar het water altijd zo heerlijk koel is. Nog een stukje verder en de bodem onder mij verdwijnt. Ik begeef me op zee waar andere zwemmers meestal rechtsomkeer maken. Voor mij de perfecte plek om languit te dobberen… Op mijn rug strek ik mijn armen wijd uit en adem nog eens diep in. Als een kruis lig ik op het water en langzaam verdwijnt het nerveuze gevoel. Ik kom los. Los van de aardse gedachten, los van de onderzoeken die gedaan zijn, los van het angstvallig wachten op allerlei uitslagen. Op dat moment ben ik een met mijzelf en put energie uit mijn natuurlijke omgeving. Het koele zeewater en de blauwe lucht doen hun best om wolkjes te laten verdwijnen. Bij een volgende diepe inademing hervind ik mijn kracht en geef ik alleen nog de positieve zaadjes in mijn bewustzijn water. Aan de negatieve ga ik voorbij. ‘Van wie heb je dat geleerd?’ Is die stem weer. Van hem. Notabene! Hij zou zeggen: ‘Het is een prachtige dag, die enkele wolk drijft wel weer voorbij en als een donkere wolk mij komt halen, dan is het tijd.’ Maar zover is het nog lang niet. Krachtig zwem ik terug naar de kust en neem me voor de positieve zaadjes te blijven voeden voor nog heel veel gelukkige momenten samen…
Ze zit iets onderuit gezakt in haar stoel. De mond een beetje scheef en haar ogen halfopen. Ze slaapt niet, staart wat voor zich uit. Bij de eerste aanraking maken we contact. Ze richt zich op en vertelt me iets. Geen idee wat. De woorden vallen als puzzelstukjes uit haar mond. Alsof ze opgeslagen lagen om tot een mooie zin te vormen. Het komt er achterstevoren uit. Ik moedig haar aan en zeg dat ze frisse lucht nodig heeft voor de broodnodige adrenalineshot. Dan twinkelen haar ogen… Naar buiten! Het zit nog ergens in haar geheugen opgeslagen; de buitenlucht, vogeltjes, groen. Begrijpen doet ze het niet, maar voelen des te meer. De natuur heeft ze altijd gekoesterd. Urenlang zat ze op haar balkonnetje in de zon. Voeten bungelend over het muurtje, wiebelend op twee stoelpoten keek ze tevreden om zich heen. De geraniumbakken goed gevuld, dooie kopjes werden iedere dag verwijderd voor meer bloei. Het laatste jaar in haar flatje verzorgde ze de planten zo goed dat ze verzopen in al dat vocht. Het vogelhuisje aan de muur lag (te) vol met broodkruimels, waar de muizen op enig moment ook wel raad mee wisten. En dan vroeg ze zich af hoe die muizen toch boven kwamen, want ze woonde immers driehoog. Boos reageerde ze op het vele vliegverkeer en de uitstoot dat vliegtuigen achter lieten. Ze had er geen verstand van, maar voelde toen al aan haar water dat die ‘chemtrails’ schadelijk zijn voor mens en dier. Zat ze niet op balkon, dan ging ze het liefste op pad, weg van de stad om haar zussen in het groene Heuvelland te bezoeken of de avondzon bij ons achter de bomen te zien zakken. Zo mooi vond ze dat. Stak dan altijd de hond iets lekkers toe, floot naar alles om haar heen en was gelukkig met die kleine geneugten van het leven. Mam was absoluut niet eenzaam. Totdat haar geheugen haar beetje bij beetje in de steek liet…
In dit rieten stoeltje in een andermans (zorg)huis, houd ik haar hand vast en denk aan de tijd dat ze geestelijk nog onder ons was. Het enige wat ik nu voor haar kan betekenen is haar dat uitje naar buiten gunnen en met haar te babbelen op ‘Jip en Janneke’ niveau. Gevangen in haar cocon ziet ze de wereld erbuiten niet meer. In die voor ons onzichtbare wereld treft ze anderen in een dimensie, waar ze vrede heeft. Haar geheugen laat los, wat rest is een gestel dat zo af en toe nog de kracht heeft om zich te uiten, dan tuit ze haar lippen en trakteert mij op fluitdeuntjes die feilloos zijn blijven hangen.
De deur naar buiten staat wagenwijd open. Het is zondagochtend, klokslag 08.00 uur. Het uitzicht is vertrouwd en weer fenomenaal. Wuivende palmbomen en een licht briesje trekken me weg van het huis in rust. De jasmijn voor mijn neus geurt krachtig en de eerste bijtjes zijn druk in de weer om de nectar tot zich te nemen.
De zon is allang op en straalt me tegemoet. Om de hond naast ons huis niet op te laten schrikken, open ik voorzichtig het poortje naar de straat en sluip stilletje, op mijn blote voeten, naar de overkant waar ik mijn voeten voorzichtig op een van de tegels op het paadje plaats. Naast mij staat de cactus die ik hier in no-time heb zien uitgroeien van pot-cactusje tot heuse krachtpatser. Ook deze plek is zo vertrouwd. Een oplaadplek waar mijn innerlijke batterij zich laaft aan de krachtige energie, hier, direct onder mijn voeten. Kippenvel tot in de haarvaatjes op mijn kruin. Een zinderend gevoel van geluk gaat door me heen. Ik kijk uit over een groen dal, met hier en daar een witte villa of een verlaten sinaasappelgaard. De grijze streep daarachter, gelukkig voor een groot deel aan het oog onttrokken, is de A7, die noord met zuid verbindt. Op deze vroege zondagochtend is het nog rustig en staat de wind in de goede richting. Ik heb geen last van verkeersgeluiden. Mijn blik richt zich snel verder, springt over het grijze deel heen en focust zich op de blauwe lijn daarachter. Mijn geest slurpt alles uit deze natuurlijke ader als het ware op, mijn borstkas vergroot zich, ik word een met de zee. Ik adem diep in en ontdoe mij van de pijntjes in mijn onderrug, voel me volledig in mijn element. Je hoeft niet spiritueel te zijn om te weten dat dit ieder mens goed doet. Je voelt gelijk dat je tot meer in staat bent dan je denkt. Dat elke belemmering die je jezelf oplegt in elke seconde van je leven te veranderen is. Als je het de kans geeft. De belemmering in mijn rug is weg en ik buig soepel voorover voor de eerste zonnegroet. Stel me open voor de magische kracht van de aarde en behandel dit gegeven met respect. Mijn hoofd raakt leeg en ik ben zelfs in staat mijn gevoelens te veranderen. Een lange uitademing geeft ruimte en opent de deuren naar een hoger bewustzijn, mijn geest is kalm. Spontaan komen inspirerende gedachten naar boven die me vervoeren. Laat je leven domineren door vrolijkheid, dan vallen belemmeringen weg en put je kracht uit die positieve staat van zijn. Maak van iedere dag een feest, ook als het (even) tegenzit. Als vanzelf vallen dan alle puzzelstukken in elkaar. Staar je niet blind op gesloten deuren, maar richt je op alle deuren die open staan… Het vrolijke veranderproces is dan snel in gang gezet.
Reacties van lezers