Zondagochtend. Zonder enig tijdsbesef stapte ik vanochtend uit bed.  Mijn bril niet op, de wekker niet gezien en mobiel nog uit. Buiten regende het, dat hoorde ik nog wel. Slaapdronken de trap af naar de wc. Een vast ochtendritueel en vandaag – na een gezellig feestje gisterenavond – niet zo heel vast op de benen. Toen ik het licht aanknipte, had ik gelijk spijt. Het felle licht kwam wel erg hard binnen. En dan ook nog de verwarming uit …

Brr. De bril was wel erg koud. Met gekromde tenen op de koude vloer, nam ik toch plaats. Gewoontegetrouw pakte ik een van mijn gedachtenboekjes op en bladerde ‘m door. Veel zag ik niet zonder bril. Toch liet ik een pagina openvallen, dat moest dan maar de spreuk van deze dag zijn. Mijn spreuken zijn niet tijdsgebonden, ze passen bij ieders stemming of verwoorden je gevoelens op dat moment.  Zo ook deze kille ochtend. ‘Achter de luikjes van onze gedachten, gaan veel verhalen schuil’. Grappig. Moest gelijk denken aan het bont gezelschap van gisterenavond. Dat gezelschap opende best veel luikjes, verhalen gingen over en weer, er werd gelachen en tot slot zelfs gezongen.  Mooi om te zien hoe iedereen aan die keukentafel zo intens van elkaar genoot; verhalen over verre landen, werk in barre omstandigheden, het ontdekken van mooie culturen en verkennen van nieuwe (werk)velden. Kortom, genoeg indrukken en inzichten om mee naar huis te nemen. Ik zette het boekje open en sprintte terug naar bed waar manlief ook al wakker lag. Een ander zondagochtendritueel is dat we dan nog even blijven liggen, de dag van gisteren herleven en een plan maken voor een nieuwe dag.  Manlief wilde veel… Ik juist helemaal niets. Mijn dag moest vandaag in het teken staan van rust. Geen ingewikkelde zaken, geestdodende televisie of vermoeiende gesprekken, gewoon even helemaal niets. En zeker niet praten.  In stilte zijn.  Dat lukte tijdens de wandeling aardig, zwijgend liepen we het bos in.  Een met de natuur, knakkende takjes en knarsende steentjes op ons pad lieten jonge reetjes opschrikken. Wij letten vooral goed op dat we niet uitgleden over de glibberige paden. Ons hond Balou vond het zalig en eenmaal thuis, trok hij net als ik zijn plan. Manlief had het nakijken en vertrok (overigens zonder gemok). Ik zou vanmiddag niet zo heel gezellig gezelschap zijn. Dus helemaal goed. Ik nestelde me op de bank met een tijdschrift, las twee bladzijden en viel prompt in een diepe slaap. De stoofpeertjes, die ik gelukkig op een laag pitje had gezet, pruttelden zachtjes door. De geur van suiker en kaneel vulde de kamer en met een ‘zoet’ gevoel werd ik wakker. En tegelijk kwam ook de schrik. Mijn stoofpeertjes! Ik sprong iets te snel op en liet mijn mobiel, die naast me lag, op de grond vallen. Het scherm toonde mij direct een magisch cijfer. Dat was het dus. Wat ik deze dag voelde, was juist heel speciaal. In mijn leven komt zo’n zeldzame dag als vandaag nooit meer voor, tenzij ik op 12-12-2121 nog eens terug mag komen. Dag, palindroomdag 02-02-2020 … Je bracht rust.

Spreek over tijd en de gemoederen gaan los. Vooral over te weinig tijd voor dit of dat. Hoe vaak hoorde ik afgelopen jaar niet: ‘te druk’! Of zei het zelf keer op keer. Rennend van hot naar her, met de tijd grijnzend achter me aan. Dat gegeven kwam binnen toen ik het glas op 2020 hief, het raakte heel fijntjes een gevoelige snaar.

Het leven in 2019 was te druk. Veel te weinig nam ik tijd voor de kleine gelukjes, zoals de bezoekjes aan mama in het verzorgingstehuis, de lange wandelingen samen door het bos, de tijd voor familie, elkaar, maar ook voor mezelf… Het schoot er regelmatig bij in. Laat staan dat ik tijd besteedde aan wereldse zaken; uit zelfbehoud liet ik dat nog maar mondjesmaat toe. Het zou de druk in mijn bovenkamer alleen maar opvoeren. Begaan met veel, vond ik weinig geduld en empathie voor het immer zo veranderlijke wereldnieuws. Het had geen vat op mij…

Toch wist ik, in de waan van de dag, rust te vinden. Genoot intens van mooie momenten, wist verdrietige momenten te delen, liet leerzame gebeurtenissen op mijn pad toe en vermeed andere (belastende) zaken. Het lukte mij tijd vrij te maken om nog meer plekjes in mijn geliefde Spanje op te zoeken, inspirerende mensen te ontmoeten en ‘energievretende’ personen los te laten. Ik kreeg teleurstellingen te incasseren, vond schouders om bij uit te huilen en bood troost aan anderen. Was een luisterend oor en vond zelf ook gehoor. Ging op ontdekkingsreis naar binnen en vond mijzelf meer dan eens terug. Zette mezelf daardoor meer in de schijnwerpers (tot vreemde blikken van anderen). Had geen tijd voor mensen zonder compassie, ontweek jaloerse mensen meer en meer. De afgelopen 12 maanden bleef ik overeind door meditatie, yoga en me te verdiepen in meer dan wij met het oog kunnen waarnemen, werd ik opgetild door een krachtenveld van geluksmomenten. Beseffend dat je het leven niet in een zucht of blik mag beleven. Dat werd me op 9 augustus 2019 nog duidelijker. De geboorte van de vroeggeboren tweeling liet me ervaren dat wij nietig zijn in het bepalen van de hoeveelheid tijd die je hier op aarde krijgt en hoe waardevol elk uur van de dag is. Zo deed ook een verlossend telefoontje over de gezondheid van pa wonderen. Wetend dat het leven eindig is, is het juist zo fijn om het leven samen te delen. Blijmoedig te zijn, je te verwonderen en schaterend 2020 aan te gaan om je droom te leven. Vergeet de tijd, maar niet jezelf. Laat niets of niemand je weerhouden, pak het nieuwe jaar zelf grijnzend bij de hand.

En alles daartussenin. De afgelopen weken waren weken waarin ik des te meer besefte dat het stoffelijk leven aan een zijden draadje hangt. Dat onze tijd op aarde kostbaar is. Een week waarin mijn tranen vloeide van geluk bij het zien van foto’s van mijn kleinkindjes, dankbaar dat zij de wereld straks eens vanuit hun eigen thuis mogen gaan ervaren. Wat een doorbijtertjes zijn het toch! Blijdschap op de 30ste verjaardag van mijn zoon, maar ook tranen van verdriet bij het verlies van een dierbare en meteen het gevoel van onmacht wat dit verlies bij anderen doet. Daar tussendoor balanceren we met zijn allen op de draad van liefde, pijn, verdriet en geluk. Bewust – of onbewust – van het feit dat morgen volledig anders kan zijn. Bewuste mensen weten dat je vandaag leeft en morgen wel ziet wat komt. Mensen die in het ‘hier en nu’ staan, weten zich af te sluiten voor alle onnodige negatieve ballast van buitenaf. Bewust keren zij anderen de rug toe om in hun eigen kracht te blijven, om te kunnen ‘dealen’ met de onrust om hen heen. Haast (politiek) ongevoelig worden omdat zij allang hebben gezien dat elke nieuwe wet een andere regel onderuithaalt. Het getouwtrek, gesteggel, de mensen in opstand, boeren vechtend voor hun recht, onderwijs op zijn kop, de stikstofproblematiek. Weten we nog wat we eten? Het is terecht een issue. Mensen in onveilige landen verkeren echt in nood, leggen hun leven in de waagschaal omdat ze niet anders kunnen dan vluchten. Ze steken massaal oceanen over om, meer dood dan levend, op zoek te gaan naar een rustige en vooral veilige plek. Hoe kunnen wij onze ogen sluiten? Wat een geluk dat er steeds meer mensen opstaan om anderen wakker te schudden. Jongeren trekken machtige mensen aan hun jas, omdat hun beleid nergens op slaat en dat door hun spelletjes wel degelijk het bestaan van toekomstige generaties in gedrang komt. Kinderen die diep in hun hart en ziel ‘weten’. Weten dat er meer is dan wij met het blote oog waarnemen, die ‘voelen’ en hun sensitieve voelsprieten uitsteken naar hogere machten, met een dringend verzoek om de wereld te helpen. Innerlijk sterk om andere bronnen aan te boren om ons en hun leven op aarde en daarbuiten te waarborgen. Want het leven houdt niet op bij dat wat we zien, bij dat wat op aarde is. Ook niet als we het stoffelijke lichaam hebben verlaten. Het leven is wat je er zelf van maakt en de dingen te zien zoals je ze wilt zien. Lastig? Absoluut niet als je kunt stilstaat bij de wonderen der wereld en daar dankbaar voor bent. Zorgen voor een goed leven op aarde, voor iedereen en voor lange tijd, maakt het loslaten van ons stoffelijk lichaam tot een natuurlijk proces… Hoe verdrietig het ook is voor de ‘achterblijvers’. Kijk omhoog – zeker vanavond bij volle maan – en maak een diepe buiging voor die dierbaren, die op afstand heus nog wel een balletje mee trappen. Dit kunnen zien, maakt ons leven oneindig boeiend en rond.

Je kijkt me bewonderend aan en geeft me een compliment. Het maakt me nederig, mijn wangen kleuren rood.  Een compliment krijgen doet veel met me. Het is dat moment dat ik even niet weet waar ik moet kijken, omdat ik het zo lief vind. Je maakt het compliment en legt een hand op mijn schouder. Ik mag je, zeg je daarmee. Ik ontvang de fijnmazige communicatie van harte.

Kleine, gevoelige opmerkingen maken of breken een mens. Een compliment geven is voor de mens vaak lastiger dan een mening geven. Oordelen gaat ‘m gemakkelijker af. Een lief woordje, dat stukje blijk van waardering, komt er met horten en stoten, of helemaal niet uit. En erger nog, wordt door de ontvanger in de wind geslagen of afgeblust met een negatieve reactie. Jammer. Intens met elkaar durven zijn, blijkt voor velen moeilijk. Intens verdrietig, intens blij, intens vrolijk of intens kwaad… Samen delen verhoogt de intensiteit of werkt in kwade situaties sussend. Steeds vaker valt me op dat complimenteuze mensen in hun hemd worden gezet: ‘ joh, doe normaal, niet zo overdreven, ja, is er iets? Waardoor de mens zijn compliment maar voor zich houdt. Bang om voor schut te staan, omdat de ander dat complimentje niet begrijpt. Een compliment ontvangen, waarom is dat zo moeilijk? Open staan voor een positieve opmerking is toch het mooiste dat er is. Je straalt, je stijgt voor een moment even boven jezelf uit, je voelt je gewaardeerd, maakt je sterker (ook al weet je dat je sterk bent, maar toch). Het zijn zo van die kleine dingen in het leven waar een mens onbewust naar snakt. Een aai over de bol, een klein tikje tegen de wang, die vluchtige kus, een liefkozend gebaar, een eerlijke knuffel, met een duidelijke blijk van waardering voor jou, ja… Jou. Je bent het waard om (liefde) te ontvangen, omdat we nu eenmaal niet van steen zijn. Diep van binnen doet een compliment zelfs de harde bikkel iets. Hij ontdooit, raakt even van de wijs, maar kan nooit zeggen dat een compliment hem niet goed doet. Het is ware liefde in een paar simpele woorden. Wij hadden elkaar al een tijdje niet gezien, je maakte een opmerking over mijn uiterlijk en zei iets over mijn haar: ‘Staat je goed’. Op datzelfde moment realiseerde ik mij dat jij op dat moment probeerde contact te krijgen. Je thuis wilde voelen… Ik zag dat je het moeilijk had om een opening te vinden, om in gesprek te komen. Het compliment was welgemeend en daar was ik je dankbaar voor. Die avond, in bed en de dag beschouwend, realiseerde ik mij dat je geen compliment terug had verwacht. Waarschijnlijk had je het zelf niet in de gaten, maar dat maakt je juist sterk. Mijn compliment aan jou; blijf wie je bent en verander niet omdat anderen denken dat je moet veranderen. Er zullen altijd mensen zijn die oordelen over hoe je wel of niet zou moeten zijn. Laat ze zijn…

Met het complimenteren van een ander, doe je de ander goed, geef je blijk van respect. Blijf het vooral doen. Want dat ene compliment was een bewuste handeling van jou naar mij. Ik zal het nooit vergeten. Mijn complimenten, lief!

Als een boek mij boeit, lees ik het nog eens. Om de woorden nog iets beter te laten beklijven. Uit spirituele boeken haal ik inspiratie. Steeds vaker koop ik boeken die mij iets meegeven, betekenisvol zijn. Soms markeer ik in die boeken hele zinnen om ze te onthouden voor de momenten dat ik weer eens afdwaal, op zoek naar inzichten.

Te vergelijken met een wandeling door het bos, waar de natuurlijke energie mij op inspirerende gedachten brengt. Of nog liever, een wandeling langs het strand, de zon zien op- of ondergaan. Bronnen van energie en ingevingen. Maar terug naar het boek. Op de kaft van het boek is een wirwar aan lijnen te zien, vergelijkbaar met de wirwar in je hoofd. Eronder staat in vette letters: ‘Niet meer alles moeten’. Het zegt genoeg. Het boek geeft de lezer handvatten om non-essentiële zaken van essentiële zaken te scheiden. Want hoe blijf je in jouw eigen kracht als anderen veel van je eisen? Hoe creëer jij eindelijk eens tijd voor de dingen die je al jaren van plan bent om te doen? Hoe laat je los wat niet belangrijk (meer) voor je is? Waar wil je werkelijk je aandacht aan geven? Hoe stap je iedere dag met een smile uit je bed en weet je in elke nieuwe situatie de belangrijkheid van iets in te zien? Is het goed, voelt het goed, moet het of kan het later, geeft het energie of vergt het veel van je? Doe je het uit vrije wil of doe je het omdat het moet? Zo ook in relatie met mensen. Gaat de relatie moeiteloos, respectvol, zonder wroeging, dan is er geen ruis en zit je nooit met een onaangenaam gevoel in je buik. Ben je van plan op een prettige, respectvolle manier met elkaar om te gaan, met oog voor andermans verhaal, dan heb je een vriendschap voor het leven. Elkaar in waarde laten betekent naar elkaar luisteren, ook al ziet hij of zij de zaken anders. Veranderen kun je hem of haar niet, je kunt alleen jezelf veranderen.  Greg McKeown beschrijft hoe hij tot inzichten kwam in zijn eigen drukke leven als journalist. Zo herkenbaar. Hoe zijn leven veranderde door de wereld om hem heen anders te benaderen, aan te geven wat nog belangrijk voor hem is, en wat niet. In mijn leven heb ik, met vallen en opstaan, geleerd onderscheid te maken tussen zaken die er echt toe doen en zaken die me teveel energie kosten. En ja, ik val nog wel eens door de mand, maar leer daar weer van. Deels door goed naar mijn omgeving te kijken en deels door me te verdiepen in mijn eigen ik-je. Stress en drukte vermijdend door stil te zijn. En daardoor de juiste keuzes weet te maken. Als ik door het boek blader, gaan mijn gedachten terug naar dat kleine meisje van 3. Zittend in haar stoeltje voor het grote raam, even alleen gelaten omdat papa en mama beneden in de winkel druk waren. In dat stoeltje zitten vond ik geen straf. Het uitzicht op het plein gaf rust. Nu snap ik dat dit momenten waren die mij gevormd hebben tot iemand die urenlang alleen en vooral ook stil kan zijn. Praten doe ik wel als mij de gelegenheid geboden wordt vanuit mijn hart te mogen spreken. Dan neem ik gretig die ruimte, met waardering voor ieders eigen proces en levensbeweging… Vertrouwend dat zij hun stiltes ook zullen vinden en tot inzicht komen dat niet meer alles moet.

Geef niet op…

“Laat je leiden, geef niet op. Er is een stralende kracht in jou dat staat te trappelen om uit te treden’. De zin blijft hangen als ik het poortje naar het bos achter me dichttrek. Balou loopt voor me uit en geeft aan de ochtendwandeling iets langer te willen maken dan normaal. We trekken diep het bos in. Na lange tijd regent het weer eens en vandaag is dat een verademing. Op de holle weg naar de Geul ben ik alleen met mijn viervoeter. Ook een verademing, want praten met een ander lukt nu niet.

Ik luister liever naar de vroege vogels en het geruis van de bomen. En naar mijn hart. Dat spreekt zodra ik halverwege het pad ben. ‘Geef niet op’, zegt het. Ik zucht en weet gelijk waar het op doelt. Op een teveel aan gebeurtenissen in mijn leven, alles binnen een korte tijd. Ik weet dat dit niet zonder reden is, maar soms voel ik mij daar zo alleen in staan. ‘Jij toch niet, jij hebt het goed voor elkaar’, hoor ik mensen zeggen. Toch gaan gevoelens met mij aan de haal. Ben vrolijk en angstig tegelijk. Zoals een kind dat plaatsneemt in het karretje van een oude achtbaan. De handen stevig aan de veiligheidsbeugel, een spanning die gestaag stijgt als het karretje over de tandwielen omhoog ratelt. Hoger en hoger, om op de top met een rotvaart naar beneden te denderen. Met piepende remmen buigt het gammel karretje akelig scherp naar rechts om direct daarna te besluiten de bocht naar links te nemen. Mijn ingewanden lijken in mijn keel te zitten, mijn mond hapt naar adem. Met een smak komen we recht op de rails neer, om weer een aanloop te nemen voor de volgende klim… Een roller coaster van verdriet, pijn, vreugde, angst, woede en blijdschap. Zo voelt het. Ik val nog net niet uit het karretje als het met een klap tot stilstand komt. Daar zit ik dan, op een bankje langs de Geul, een beetje beduusd voor me uit te staren. Langzaam kom ik tot mezelf en laat de afgelopen weken nog eens voorbijkomen. Over mijn tweede thuis in Spanje is een wolk nog niet voorbijgedreven. Diep in mijn hart voel ik wat hij voelt. Het komt goed. En dan, eerder dan verwacht, kondigen de zonnekindjes zich aan. De tweeling laat zich te vroeg zien en het besef dat ik oma ben geworden daalt langzaam in. Een verbondenheid die met geen pen valt te beschrijven. Al mijn energie gaat uit naar deze twee wondertjes, hard bezig om straks heel veel knuffels van mij te ontvangen. Geduld en begrip gaat naar haar, die zo ver verwijderd van mij is. Dat weerhoudt me niet om haar op te zoeken. Gek genoeg maakt mam mij nu vaker aan het lachen dan ze vroeger deed. Dus laat mij maar even zitten hier aan de waterkant, waar niets of niemand iets van me verwacht. Ik sluit voor een moment mijn ogen en het zware schild valt weg. ‘Laat je leiden, geef niet op en toon gerust je zwaktes’, komt als een gedachte naar boven. Lastig soms in deze periode van vasthouden, loslaten of een plek geven. Toch heb ik nog altijd de vrijheid om te kiezen voor vreugde en dankbaarheid. Keuzes gemaakt vanuit die stralende kracht, mijn innerlijk helpende hand. Die het ‘zware gordijn’ wegtrekt, zoals het al vaker in mijn leven deed. Ik snotter nog wat na en streel mijn hond, die zijn zware lijf tegen mijn been heeft aangedrukt. Zijn diepbruine ogen lijken te spreken… Jij geeft nooit op. 

Als een mantra spreek ik ‘m uit. ‘Ik geef jullie liefde’. Vanaf de dag dat ik het telefoontje kreeg, mijn ogen over hun lijfjes liet gaan en verder niets meer kon uitbrengen. Wat ik voelde was onvoorwaardelijke liefde. Allesomvattende liefde en genegenheid voor twee prachtige kindjes. Zo mooi, zo puur, zo fragiel. Twee tere lijfjes met alles erop en eraan.

Hij kwam als eerste, zij volgde snel daarna. Veel te vroeg lieten ze hun veilige omgeving achter. Waarom zullen we nooit weten. Het feit is dat ze er zijn. Kleine knuisjes gevouwen onder de kin, spartelende voetjes en soms even een oogje open om de wereld voorzichtig te aanschouwen. Een reactie op een stem. Een handje komt omhoog om aan te geven dat het goed is. De kinderen hebben iets mystieks, iets bijzonders. Fijngevoelig zijn ze, zelfs nu ze nog in de couveuse liggen om op krachten komen. Als ik me over de twee, vanbinnen warme en veilige, ‘baarmoeders’ buig, vloeit een traan over mijn wang. ‘Oma hier’, zeg ik zacht. Ik kijk hen een voor een aan en besef gelijk dat ze de juiste ouders hebben gekozen. Gelijk ook schaamrood op de wangen als ik terugdenk aan mijn eerste gedachte, dat oma worden wennen zal zijn. De vroege geboorte van de tweeling van zoon en schoondochter heeft me letterlijk overdonderd. Konden ze mijn gedachten gelezen? Was het toen ik hun mama’s groeiende buik voorzichtig streelde en haar wat vaker knuffelde. Of hun papa vertelde hoe trots ik op hem ben. Was dat een teken om te zeggen dat ze al ‘zijn’? Gaat hun innerlijk weten verder dan de kennis die wij van buiten tot ons nemen. Wat ik wel weet is dat mijn liefde voor hen er altijd al was en alleen maar zal groeien, ook al lieten ze me behoorlijk schrikken. Hoewel te vroeg, kwamen ze op een heel natuurlijke wijze ter wereld. Vertrouwend op hun innerlijke kracht worden ze met de dag sterker om straks ook dit tweede ‘nest’ te kunnen verlaten. Thuis wacht hen dan een bad vol liefde van papa, mama, opa’s en oma’s, familie en vrienden.

9.8.2019 staat in mijn geheugen gegrift. Op die dag werd ik oma van twee innerlijk wijze kindjes, Dean en Dana. Een voorbode van een mooi, nieuw tijdperk, waarin veel liefde zal worden gegeven en wij samen één mogen zijn.

Uitkijkend over de hemelsblauwe zee, pink ik voorzichtig een traan weg. Om me heen leiden anderen hun eigen leven. Lachende mensen op het strand en spartelende kinderen in het water. Ik leg het boek neer, omdat de woorden niet meer beklijven. Mijn hoofd zit vol.

Zelfs schrijven in mijn notitieboekje lukt niet. Woorden vallen niet op de juiste plaats, zinnen komen niet tot hun recht. In mijn buik rommelt het. Heb ik wel vaker als ik me geen raad met iets weet. Dan spelen mijn darmen een gemeen spelletje. Mijn hersenen geven een signaal af, een waarschuwing. ‘Je zit je druk te maken, waarom?’ ‘Over iets waar ik geen vat op heb’, zeg ik hardop. Nerveus pluk ik velletjes weg rond mijn nagelranden. Een tik als ik zit te piekeren. Ik sta op en adem even heel diep in en uit. ‘Even weg van dit strandbedje, ga naar het water’, lijkt iets of iemand me te zeggen. Daar is het een drukte van jewelste en blijf ik – nog steeds – met dat onrustige gevoel zitten. ‘Misschien toch maar even het water in?’ ‘Doen’, zegt dat dwingend stemmetje weer. Voorzichtig zet ik de eerste stap en realiseer me dat ik mijn waterschoenen ben vergeten. Verdorie. Ik waggel ‘heel charmant’ over de dikke kiezelstenen en ben blij als ik het zand onder mijn voeten voel. Hier gaat het ineens heel diep, diep genoeg om te duiken. Dat doe ik dan ook en zwem snel door naar het donkerblauwe deel, waar het water altijd zo heerlijk koel is. Nog een stukje verder en de bodem onder mij verdwijnt. Ik begeef me op zee waar andere zwemmers meestal rechtsomkeer maken. Voor mij de perfecte plek om languit te dobberen… Op mijn rug strek ik mijn armen wijd uit en adem nog eens diep in. Als een kruis lig ik op het water en langzaam verdwijnt het nerveuze gevoel. Ik kom los. Los van de aardse gedachten, los van de onderzoeken die gedaan zijn, los van het angstvallig wachten op allerlei uitslagen. Op dat moment ben ik een met mijzelf en put energie uit mijn natuurlijke omgeving. Het koele zeewater en de blauwe lucht doen hun best om wolkjes te laten verdwijnen. Bij een volgende diepe inademing hervind ik mijn kracht en geef ik alleen nog de positieve zaadjes in mijn bewustzijn water. Aan de negatieve ga ik voorbij. ‘Van wie heb je dat geleerd?’ Is die stem weer. Van hem. Notabene! Hij zou zeggen: ‘Het is een prachtige dag, die enkele wolk drijft wel weer voorbij en als een donkere wolk mij komt halen, dan is het tijd.’ Maar zover is het nog lang niet. Krachtig zwem ik terug naar de kust en neem me voor de positieve zaadjes te blijven voeden voor nog heel veel gelukkige momenten samen… 

Een nachtelijke rit met open kap gaf me die keer niet echt een kick, maar bracht iets teweeg wat ik moeilijk onder woorden kan brengen. Probeer het toch. Het was op een avond na een druk evenement dat ik – lichtelijk verkouden – in de Jeep stapte. Het was net 00.00 op de klok. Magische tijd om in de auto te stappen, dacht ik nog toen ik ‘m in zijn achteruit zette…

Ik draaide de wielen naar rechts om het onverharde pad naar de weg te zoeken. De grote koplampen maakten mijn weg vrij naar de doorgaande weg, waar in deze nachtelijke stilte geen auto meer te bekennen was. Voorzichtig gaf ik gas want het bakkie wil nog wel eens ‘grommen’ bij het stevig indrukken van het gaspedaal. Het laatste wat ik wilde was een wild zwijn opschrikken. Met de pet ver over mijn oren, sjaal om de nek, zet ik de verwarming vol open. Koud! Is het eerste wat ik dacht.  In de cabrio viel deze zomernacht me vies tegen. De kou sloeg me om de oren en ik foeterde op mezelf dat ik thuis de kap erop had moeten zetten. Mijn verkoudheid zou er niet beter op worden. Ik draaide de kern van een dorp in en zag in mijn spiegel een auto – uit het niets – achter me gas geven. Ik hield ‘m nauwlettend in de gaten. Toen ie pal achter me zat, zag ik twee mannen op de voorbank, met zonnebril op! Het moest niet gekker worden. Bij het verlaten van het dorp, had ik het gevoel dat ze me volgden. Mijn hart begon sneller te kloppen en ik drukte automatisch het gaspedaal nog meer in. Ik zat zo stoer mogelijk achter het stuur, denkende dat ze dan wel voorbij zouden gaan. Na wat gespeel met het gas, terug en weer vol d’r in, passeerden ze mij met grote snelheid. In het voorbijgaan keken twee gezichten mijn kant uit. Een grote grijns op beide gezichten en knipperende achterlichten, als ze vol gas wegstuiven. Gek! Probeerde ik nog na te schreeuwen, maar kreeg bij de eerste poging geen geluid uit mijn mond… Een akelig gevoel maakte zich van mij meester en toen ik de gezichten nog eens voor me haalde, waren die niet ‘normaal te noemen. Iets in mij zei dat dit niet klopte. De auto stoof ook met een snelheid voorbij, dat het bijna buitenaards leek. Kwam het omdat ik opensta voor alles wat met universum en spiritualiteit te maken heeft. Dat ik me er steeds meer van bewust ben dat we niet alleen op aarde zijn.  Maar dat ik deze ‘onzichtbaren’ hier tegenkom, was echt niet de bedoeling.  Vredelievend zagen ze er niet uit. Niet zoals de engelen die soms – via poorten tussen de kosmos en de aarde – neerdalen om ons te begeleiden in de transitie van de mens, van de derde naar vierde dimensie. Daar waar het collectieve veld ligt, waar op aarde best al veel hoog-sensitieve en spirituele mensen gevoelig voor zijn.  Het klinkt vreemd, maar wat was ik blij toen ik bij een volgende ademteug weer een geluid uit mijn mond kreeg. Pff… Stem terug. Bij thuiskomst was ik door en door koud, trok een pyama aan, terwijl het binnen toch redelijk warm was. In bed ging ik intuïtief over op de diepere neus-ademhaling, in, uit, in, uit, kwam tot rust en viel in een diepe slaap. Ik droomde over het  ‘collectieve veld’ waar we kracht uit kunnen putten en begeleiders ons de weg wijzen. Die nacht had ik toch ervaren dat er meer is tussen hemel en aarde… 

Ze zit iets onderuit gezakt in haar stoel. De mond een beetje scheef en haar ogen halfopen. Ze slaapt niet, staart wat voor zich uit. Bij de eerste aanraking maken we contact. Ze richt zich op en vertelt me iets. Geen idee wat. De woorden vallen als puzzelstukjes uit haar mond. Alsof ze opgeslagen lagen om tot een mooie zin te vormen. Het komt er achterstevoren uit. Ik moedig haar aan en zeg dat ze frisse lucht nodig heeft voor de broodnodige adrenalineshot. Dan twinkelen haar ogen… Naar buiten! Het zit nog ergens in haar geheugen opgeslagen; de buitenlucht, vogeltjes, groen. Begrijpen doet ze het niet, maar voelen des te meer. De natuur heeft ze altijd gekoesterd. Urenlang zat ze op haar balkonnetje in de zon. Voeten bungelend over het muurtje, wiebelend op twee stoelpoten keek ze tevreden om zich heen. De geraniumbakken goed gevuld, dooie kopjes werden iedere dag verwijderd voor meer bloei. Het laatste jaar in haar flatje verzorgde ze de planten zo goed dat ze verzopen in al dat vocht. Het vogelhuisje aan de muur lag (te) vol met broodkruimels, waar de muizen op enig moment ook wel raad mee wisten. En dan vroeg ze zich af hoe die muizen toch boven kwamen, want ze woonde immers driehoog. Boos reageerde ze op het vele vliegverkeer en de uitstoot dat vliegtuigen achter lieten. Ze had er geen verstand van, maar voelde toen al aan haar water dat die ‘chemtrails’ schadelijk zijn voor mens en dier. Zat ze niet op balkon, dan ging ze het liefste op pad, weg van de stad om haar zussen in het groene Heuvelland te bezoeken of de avondzon bij ons achter de bomen te zien zakken. Zo mooi vond ze dat. Stak dan altijd de hond iets lekkers toe, floot naar alles om haar heen en was gelukkig met die kleine geneugten van het leven. Mam was absoluut niet eenzaam. Totdat haar geheugen haar beetje bij beetje in de steek liet…

In dit rieten stoeltje in een andermans (zorg)huis, houd ik haar hand vast en denk aan de tijd dat ze geestelijk nog onder ons was. Het enige wat ik nu voor haar kan betekenen is haar dat uitje naar buiten gunnen en met haar te babbelen op ‘Jip en Janneke’ niveau. Gevangen in haar cocon ziet ze de wereld erbuiten niet meer. In die voor ons onzichtbare wereld treft ze anderen in een dimensie, waar ze vrede heeft. Haar geheugen laat los, wat rest is een gestel dat zo af en toe nog de kracht heeft om zich te uiten, dan tuit ze haar lippen en trakteert mij op fluitdeuntjes die feilloos zijn blijven hangen.